arrow_back

Glasgow biedt hoop op doorbraak in mondiale klimaataanpak

Sible Schöne is kritisch over de uitkomsten van Glasgow, maar ziet tussen de regels door wel degelijk stappen in de goede richting.

Van verplichte doelstellingen naar vrijwillige nationale bijdragen

Een van de meest ingewikkelde vragen bij de mondiale klimaatonderhandelingen is de vraag wat een eerlijke bijdrage is van de verschillende landen. Al vele decennia jaar lang zijn met name de Verenigde Staten aan de ene kant en India aan de andere kant erin geslaagd concrete onderhandelingen over doelstellingen (‘targets and timetables’) zodanig te politiseren dat er nauwelijks voortgang was op dit vlak. De klimaattop in Glasgow kan worden beschouwd als een doorbraak in deze discussie. Deze doorbraak heeft enerzijds te maken met de 1,5 graad-doelstelling en het idee van een mondiaal emissiebudget, anderzijds met de bereidheid – voor de eerste keer in dertig jaar! – om over concrete maatregelen te praten.

Startpunt van de discussie over een eerlijke bijdrage per land is het principe van de ‘common, but differentiated responsibilities’, dat is vastgelegd in het Klimaatverdrag van 1992. In het Kyoto Protocol is dit nader uitgewerkt in een harde, maar bescheiden reductiedoelstelling voor de rijke landen van gemiddeld 6% ten opzichte van 1990 in de eerste commitment periode van 2008 - 2012. Het idee daarachter was dat de groep ontwikkelingslanden stapsgewijs zou aansluiten in de volgende perioden. Zoals bekend hebben de Amerikaanse republikeinen dit onderscheid tussen rijke landen en ontwikkelingslanden gebruikt om het Kyoto Protocol af te wijzen en later hebben ook andere landen rijke landen, zoals Australië, Japan en Canada zich in de praktijk teruggetrokken, omdat zelfs deze bescheiden doelstellingen om krachtiger beleid vroegen dan ze in wilden voeren.

“Het streven naar 1,5 graad heeft de mondiale onderhandelingen over doelstellingen wezenlijk veranderd”

In het verdrag van Parijs in 2015 is het hele idee van verplichte doelstellingen verlaten en is gekozen voor een benadering op basis van vrijwillige nationale bijdragen (Nationally Determined Contributions). In Parijs is echter ook afgesproken dat de 2 graden-doelstelling van Kopenhagen aangescherpt. Landen moeten er naar streven de stijging te beperken tot 1,5 graad.

Koolstofbudget

Dit streven naar 1,5 graad heeft de mondiale onderhandelingen over doelstellingen wezenlijk veranderd. De temperatuurdoelstelling betekent dat de doelstellingen van landen opgeteld onder een bepaald niveau moeten blijven: het koolstofbudget. Dat wordt wetenschappelijk vastgesteld. Volgens het laatste IPCC-rapport is het resterende koolstofbudget voor 1,5 graden 400 gigaton CO₂ (met 67 procent zekerheid) en voor 2 graden 1150 gigaton CO₂. Ter vergelijking, de uitstoot in 2019 bedroeg 43 GtCO2 per jaar. Om de 1,5 graad-doelstelling te bereiken, moet de mondiale uitstoot in 2030 pakweg bijna worden gehalveerd, terwijl deze in 2050 vrijwel nul moet zijn. Bij overschrijding van het resterende koolstofbudget kan alleen met negatieve emissies de temperatuurstijging weer worden verminderd.

“We weten allemaal hoe lastig het zelfs voor een rijk land als Nederland om de 49% doelstelling te halen”

Concreet betekende dit nieuwe kader voor de onderhandelingen dat alle landen verplicht werden aan te geven wanneer zij de uitstoot tot nul hebben gebracht en welke reductie in 2030 moest worden bereikt. Omdat deze bijdragen van landen niet optelden tot de gewenste bijna halvering van de mondiale uitstoot in 2030 en in totaal optelden tot meer dan 400 gigaton, is er ook afgesproken om al volgend jaar door te praten over verdere aanscherping van de doelen.

Spreken over echt nodige doelstellingen

Een criticus van dit hele proces kan terecht opmerken dat de doelstellingen van de meeste landen boterzacht zijn en de nodige onderbouwing missen. Dat is waar, het geldt niet alleen voor landen als India en China, maar ook voor bijvoorbeeld de VS. En we weten allemaal hoe lastig het zelfs voor een rijk land als Nederland om de 49% doelstelling te halen, om over de 55% doelstelling maar te zwijgen. Dat is allemaal waar, maar het doet niets af aan het feit dat er eindelijk mondiaal wordt gesproken over de doelstellingen die echt nodig zijn. En dat is een doorbraak.

Concrete maatregelen

De tweede doorbraak in Glasgow is dat er voor het eerst in dertig jaar (!) klimaatonderhandelingen over concrete maatregelen is gesproken. Dat onderwerp was altijd taboe, omdat er consensus was dat landen zelf konden bepalen hoe ze afgesproken doelstellingen wilden realiseren. Het besef is doorgedrongen dat dat niet meer werkt bij de huidige urgentie. Binnen de onderhandelingen is voor het eerst gesproken over de beëindiging van het gebruik van kolen (unabated coal oftewel kolen zonder CCS) en de uitfasering van subsidies voor fossiele brandstoffen. De uiteindelijke tekst is een zwak compromis, maar het is volkomen terecht dat ook een organisatie als Greenpeace het feit dat er afspraken worden gemaakt over kolen een doorbraak noemt.

“Gezamenlijke maatregelen kunnen ook helpen om te kiezen voor scherpere doelen”

Begin van processen

En in Glasgow is niet alleen gesproken over kolen. Buiten de onderhandelingen zijn door een groot aantal landen aanvullende afspraken gemaakt over een reeks andere onderwerpen, zoals bossen, methaanemissies en de financiering van fossiele-brandstofprojecten in het buitenland. Ook deze afspraken zijn bij kritische lezing een stuk minder indrukwekkend dan ze op het eerste gezicht lijken, maar zie het als een begin van processen die de komende jaren moeten worden aangescherpt.

De discussie over maatregelen kan in de praktijk ook bijdragen aan de discussie over doelstellingen. Een van de meest logische manieren om te komen tot vergelijkbare ambitieuze doelstellingen is immers door te kiezen voor vergelijkbare inspanningen oftewel maatregelen. Dat hebben we ook in eigen land gezien bij bijvoorbeeld de meerjarenafspraken energiebesparing of binnen een systeem als de CO2-Prestatieladder. Gezamenlijke maatregelen kunnen ook helpen om te kiezen voor scherpere doelen.

De afspraak over de uitfasering van kolen biedt met andere woorden echt hoop. Er is geen principiële reden waarom deze afspraak niet kan worden gevolgd door bijvoorbeeld afspraken over de uitfasering van benzine- en dieselauto’s, of zelfs een mondiale koolstofheffing. En vergeet ook het onderwerp niet-commerciële biomassa niet, 10% van het wereldenergiegebruik, de belangrijkste bron van energie voor 2,5 miljard mensen oftewel een derde deel van de wereldbevolking.

Het had allemaal veel eerder moeten gebeuren, en wat er nu is afgesproken is te weinig. Maar het lijkt er op dat het verstand begint door te breken en de onderhandelingen echt ertoe gaan doen.

Dit artikel verscheen eerder op Energiepodium.nl.