arrow_back

Kaders scheppen voor emissieloos bouwen

Door het klimaatakkoord en de stikstofproblema­tiek is er in de afgelo­pen jaren steeds meer aandacht gekomen voor emissieloos bouwen. Zowel het schone lucht-akkoord en de noodzaak tot CO2-reductie zorgden ervoor dat de bouw ver­sneld aan de slag moest met de ontwikkeling van emissieloze oplossingen.

“De bouw hoeft het kli­maatprobleem natuur­lijk niet in haar eentje op te lossen, maar we moeten wel ons steentje bijdragen”, vertelt Gijs Termeer, Pro­grammadirecteur CO2-pres­tatieladder bij Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden en Ondernemen (SKAO). “De afgelopen jaren is daar dan ook veel aandacht voor gekomen en er zijn allerlei strategieën opgezet richting 2030. We zijn daarbij nu in het stadium waarbij we zien welke barrières er alle­maal nog weg te nemen zijn om dat ook daadwerkelijk te gaan halen. Dat kan eigenlijk ingedeeld worden in drie verschillende categorieën, na­melijk technische vraagstuk­ken, financiële vraagstukken en governance vraagstukken. We zien dat partijen nu echt serieus aan de slag zijn met het vinden van de antwoor­den op deze vraagstukken.”

Laten we beginnen bij de technische vraagstukken. Eén van de grote uitdagingen is namelijk dat emissieloos ma­terieel voor de bouw nog niet op grote schaal geproduceerd wordt. Er is nog te weinig vraag naar, ook internatio­naal, zo stelt Edwin Lokkerbol, programma­manager bij de stichting Emissieloos Netwerk Infra. “Er is tegen de koplopers gezegd dat de transitie naar emissieloos materieel sneller moet, maar de vraag is hoe? Er is wel al kleiner emissieloos bouwmateriaal, zoals kleine graafmachines en generatoren. Dat is een goede ontwikkeling, maar het grotere materieel, dat verantwoordelijk is voor meer dan vijftig procent van de CO2- en stikstof-uitstoot, is nog nauwelijks emissieloos te verkrijgen. En als het er al is, dan is het veel duurder dan een machine met een verbrandingsmotor. Er is dus een enorme ontwikkeling nodig om te zorgen dat deze machines seriematig gepro­duceerd kunnen worden: de prestaties moeten toenemen en de kosten kunnen dan gaan dalen. Momenteel kun­nen we simpelweg niet in één keer de hele bouw emissieloos gaan doen. Het helpt enorm als opdrachtgevers zorgen dat er vraag komt naar emis­sieloos materieel, door dit in aanbestedingen uit te vragen en de partij die dit aanbiedt hiervoor te belonen.”

Volgens Termeer wordt er wel al veel nagedacht over het ‘hoe’, maar is het ook belang­rijk dat hiervoor duidelijkheid komt vanuit overheden zoals Rijkswaterstaat. “Zij kunnen niet zomaar dingen gaan verplichten, maar ze kunnen wel, in samenspraak met opdrachtgevers en -nemers, duidelijkheid gaan scheppen zodat er echt investeringen gedaan kunnen worden in de techniek. Dan kunnen we langzaam maar zeker, met kleine stappen richting emis­sieloos bouwen werken. De overheden kunnen hierin als launching customer werken, door duurzame bedrijven te belonen en het steeds moeilijker te maken om niet duurzaam te bouwen. Dat kan de prikkel zijn die nodig is om emissieloos bouwen echt op gang te krijgen.”

Belangrijk is dat de ondernemers daarbij ook perspectief op de lange termijn geboden wordt. “Er wordt nu veel gehamerd op subsidie, maar niemand gaat ondernemen om een subsidie te krijgen”, stelt Lokkerbol. “Als een opdrachtgever je dan een opdracht voor de lange termijn geeft waardoor de ondernemer het project ook echt kan financieren, dan heeft dat veel meer zin. Het is in ons gemeen­schappelijk belang om echt radicaal emissies te gaan reduceren en als bouwsector moeten we zo snel mogelijk voldoen aan die verplichtin­gen. Daar komen we alleen maar door daar samen aan te werken.”

Lokkerbol noemt de water­schappen hierbij als voor­beeld. “Zij hebben te maken met een grote circulariteits­opgave en gaan echt met de private sector in gesprek om innovatie te stimuleren. Wa­terschappen houden in hun aanbestedingen steeds vaker rekening met het inzetten van emissieloos materieel. Ze werken daarbij over het algemeen sterk regionaal, maar ik merk ook dat de grote publieke opdrachtge­vers veel samenwerken en ervaringen uitwisselen. En dat is goed, want uiteinde­lijk moeten we allemaal ons steentje bijdragen om emis­sieloos te gaan bouwen.”

Maar om daar te komen, moeten we ook weten waar we vandaan komen. “Daar komt ook de CO2-prestatieladder in beeld”, stelt Termeer. “De gesprekken over emissieloos bouwen kunnen we alleen voeren omdat we al jaren met die ladder werken. Met de ladder kunnen we inzichtelijk maken waar de emissies zitten, hoeveel CO2 ze uitstoten en vooral ook waar ze kunnen verbeteren. Het laat bedrijven nadenken over wat ze beter kunnen doen en eist dat je steeds een stapje verder gaat. En niet alleen de bedrijven, maar ook overheden als het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Rijkswaterstaat en de waterschappen leggen zichzelf langs de lat en kijken waar ze kunnen verbeteren. Daarmee geven ze zelf ook aan dat ze niet alleen verwach­ten dat het bedrijfsleven ver­duurzaamt, maar dat ze zelf ook hun steentje bijdragen. Zo’n systeem is echt een rand­voorwaarde voor verbetering. En het is belangrijk dat de overheden hier zelf ook mee aan de slag gaan en het goede voorbeeld geven. Uiteindelijk moeten burgers, bedrijfsleven en overheden samen gaan werken om tot een duurzame samenleving te komen.”

Maar belangrijk is dus dat we eerst die duidelijkheid gaan scheppen, stelt Termeer. “We moeten als sector gezamenlijk gaan besluiten wat emissieloos nou eigenlijk is. Je ziet in de energietransitie dat heel veel opties van tafel worden geveegd omdat ze ogenschijn­lijk niet goed zouden zijn. Aan elke duurzame optie kleven nadelen, maar ze zijn allemaal veel beter dan de fossiele initi­atieven. Laten we die blik nou ook aannemen richting 2030 en 2050, dan blijft het draag­vlak voor emissieloos bouwen hoog en kunnen we echt een verschil maken.”

Tekst: Marjon Kruize