arrow_back

Groene stroom volgens de CO2-Prestatieladder

Het gebruik van groene stroom is een relatief eenvoudige manier om de CO2-uitstoot van een bedrijf te reduceren. Veel bedrijven kiezen voor deze maatregel. De CO2-Prestatieladder stelt strenge eisen aan wat er met groene stroom wordt bedoeld, zie Handboek 3.0 pagina 33. In onderstaande vragen geven we een korte uitleg over wat groene stroom volgens de ladder inhoudt en leggen we de belangrijkste begrippen uit.

1. Wat is groene stroom volgens de CO2-Prestatieladder?

Onder groene stroom wordt elektriciteit verstaan die is opgewekt door zon, wind, water of biomassa. In de ladder zijn twee zaken voor groene stroom belangrijk: additionaliteit en aantoonbaarheid met Garanties van Oorsprong (GVO’s).

Additionaliteit

De ladder vindt het belangrijk dat de inkoop van groene stroom ook daadwerkelijk tot productie van groene stroom leidt. Dit heet ‘additionaliteit’ in jargon van de ladder en betekent dat de inkoop van groene stroom door een bedrijf er toe leidt dat er méér productiecapaciteit aan groene stroom ontstaat. Dit zorgt ervoor dat de markt voor groene stroom gestimuleerd wordt.

Aantoonbaar met GVO’s

Alle groene stroombronnen krijgen certificaten die aantonen dat ze groene stroom produceren. Voor elke geproduceerde MWh hernieuwbare elektriciteit wordt een certificaat uitgegeven, een Garantie van Oorsprong (GVO). Het moet voor de ladder aantoonbaar zijn dat je groene stroom ook daadwerkelijk groene stroom is. Dit is aantoonbaar met deze GVO’s, die uitgegeven worden door CertiQ.

2. Kan ik voor de CO2-Prestatieladder ook groene stroom uit het buitenland afnemen?

Het korte antwoord is nee. De reden daarvoor is dat de inkoop van buitenlandse groene stroom GVO’s er in de praktijk niet toe leidt dat de productie van groene stroom toeneemt.

Stel we kijken naar Noorwegen. Dat land heeft alleen maar groene stroom, mede door hun grote waterkrachtcentrales. Hierdoor is geen enkele Noor geïnteresseerd in een GVO van groene stroom, iedereen gebruikt namelijk groene stroom. Een aantal Nederlandse energiemaatschappijen koopt de GVO’s uit Noorwegen voor een verwaarloosbaar bedrag op en verkoopt dit in Nederland als groene stroom. De aankoop van deze stroom door bedrijven leidt in de praktijk niet tot de productie van extra groene stroom, niet in Nederland en niet in het land van herkomst.

In theorie kan dit probleem worden opgelost door ervoor te zorgen dat de groene stroom GVO’s in Noorwegen een prijs krijgen. De logische manier om dit te doen is door een koppeling te maken tussen de GVO’s en de duurzame energie verplichting van een land. Dit betekent dat als een groene stroom GVO voor Noorse stroom het land uitgaat, doordat het bijvoorbeeld verkocht is aan Nederland, dit afgetrokken wordt van de duurzame energie productie in Noorwegen. En als deze stroom in Nederland gebruikt wordt, wordt opgeteld bij de Nederlandse duurzame energie productie. Immers, de stroom wordt dan in Nederland gebruikt, eerlijk ruilen dus.

Als deze koppeling er zou zijn, kan de verkoop van groene stroom GVO’s vanuit Noorwegen aan Nederland tot gevolg hebben dat Noorwegen bijvoorbeeld extra groene stroom zal moeten produceren om aan haar verplichting te voldoen (en Nederland minder), omdat er sprake is van additionaliteit.

Op grond van deze redenering hebben we in Handboek 3.0 eis 3.2 opgenomen:

“3.2 de stroom wordt geïmporteerd uit een lidstaat van de Europese Unie of een ander land dat met de Europese Commissie een EU duurzame energie doelstelling is overeengekomen.

In alle gevallen ad 3.2 dient te worden aangetoond dat het exporterende land in het kader van de EU duurzame energierichtlijn de emissiereductie ten gevolge van de geëxporteerde elektriciteit aftrekt (niet meetelt) in de rapportages aan de Europese Commissie.” (Handboek 3.0, pagina 33)

 

We laten hier mee zien dat we niet principieel tegen import zijn, maar dat we wel vasthouden aan het uitgangspunt additionaliteit.

 3. Waarom zijn de eisen zo streng?

De gedachte achter de CO2-Prestatieladder is ‘samen CO2 reduceren’. Door te zorgen dat gecertificeerde organisaties alleen groene stroom afnemen die de productie van groene stroom daadwerkelijk stimuleert, ontstaat er een grotere markt voor groene stroom. Meer vraag betekent immers meer productie. En hierdoor daalt de CO2-uitstoot.

Zoals bij de vorige vragen uitgelegd, kunnen we dit op dit moment alleen aantonen bij GVO’s voor groene stroom uit Nederland.

Hoeveel ruimte biedt de eis 3.2 uit het Handboek 3.0 van de CO2-Prestatieladder? 

De realiteit is dat het systeem van groene stroom certificaten op dit moment in de EU niet is gekoppeld aan de duurzame energie verplichting van landen, zie de uitleg bij vraag 2. De discussie over deze koppeling komt regelmatig terug omdat de praktijk leert dat het ene land relatief eenvoudig aan haar verplichting kan voldoen en ook meer kan produceren, terwijl de doelstelling voor een ander land moeilijker te halen is.

 Dit betekent dat buitenlandse groene stroom GVO’s op dit moment geen bewijsmiddel zijn dat de inkoop van groene stroom door een bedrijf er toe leidt dat er méér productiecapaciteit aan groene stroom ontstaat.

Mocht er sprake zijn van een specifiek geval waarin u meent niet te kunnen voldoen aan bovenstaande, dan dient u contact op te nemen met SKAO (via [email protected] of 0307116800). In zeer uitzonderlijke situaties kan er eventueel een uitzondering op deze regel gemaakt worden. Het alternatief kan dan alleen in samenspraak met en met goedkeuring van SKAO tot stand komen.

 

Zodra er iets aan deze situatie verandert, zal SKAO dit uitgebreid communiceren en aanpassen in het Handboek.

 

 

 

 

 

 

 

Prev:
Next: