arrow_back

CO2-prestatieladder stimuleert energiebesparing van bedrijven in de keten

Energiebesparing in de keten is een belangrijke doelstelling van de CO2-Prestatieladder. Op niveau vier van de ladder moet een bedrijf beschikken over tenminste twee relevante ketenanalyses en moet het bedrijf ook beschikken over een kwantitatieve CO2-reductiedoelstelling voor haar ketenemissies.

Bij bouwbedrijven gaat het daarbij vooral om besparing op materialen en de overschakeling op minder CO2-intensieve materialen. De praktijk leert dat daarbij forse besparingen kunnen worden gerealiseerd. Zo kiezen meerdere bedrijven er bijvoorbeeld voor in overleg met hun leveranciers CEM III betonsoorten af te nemen. Dat levert een energiebesparing op die al snel tien keer groter dan de besparingen die in het eigen bedrijf kunnen worden gerealiseerd.

Om deze vorm van energiebesparing eenvoudiger te maken streeft de SKAO, de Stichting die de ladder beheert, naar samenwerking met de Stichting Bouwkwaliteit. Deze Stichting beheert de database van het instrument Dubocalc, een instrument waarmee de milieu-impact van een werk kan worden gemeten. Ten behoeve van dit instrument beschikt de Stichting Bouwkwaliteit over de gemiddelde CO2-impact van de meeste bouwmaterialen. Daarnaast kunnen bedrijven die energiezuiniger werken de CO2-impact van hun eigen producten toevoegen aan deze database. De samenwerking moet ertoe leiden dat deelnemende bouwbedrijven eenvoudig toegang krijgen tot deze database en zo forse besparingen in de keten kunnen realiseren. Bovendien is er voor de toeleverende industrie een incentive om energiezuiniger te werken en zo de footprint van hun producten te verlagen.

Ingenieursbureaus
Maar energiebesparing in de keten gaat verder. De mogelijkheden voor forse CO2-reductie liggen bij de gecertificeerde ingenieursbureaus, niet bij de inkoop van hun koffie en papier en bij hun wagenpark, maar op de eerste plaats bij hun ontwerpen. Daarom heeft NLingenieurs in samenwerking met SKAO een branchegerichte toelichting voor ingenieursbureaus ontwikkeld, die een stimulans vormt voor energiezuinige ontwerpen (inclusief de gebruiksfase). Waar het op neer komt is dat ingenieursbureaus een analyse maken van de CO2-impact van hun ontwerpen en bij de meest relevante ontwerpen samen met opdrachtgevers naar besparingsmogelijkheden zoeken. Het wordt buitengewoon interessant om te zien wat deze nieuwe aanpak op gaat leveren.

De laatste maatregel die SKAO heeft genomen om de aandacht voor energiebesparing in de keten te vergroten is het besluit dat bedrijven bij hun innovatieprojecten – die voor grote bedrijven verplicht zijn op niveau vier - zich niet alleen hoeven te richten op de eigen uitstoot, maar ook op de keten. Dat schept vele nieuwe mogelijkheden, of het nu gaat om de inzet van materialen, ontwerpen waarbij duurzame energie opwekking wordt geïntegreerd of heel andere manieren van werken. Denk aan de zandmotor, een innovatieve en waarschijnlijk energiezuiniger manier van kustbescherming en kustonderhoud. En er zijn zelfs bedrijven die koolstofopslag in bodems serieus onderzoeken. Ze zullen daarbij de relevantie van deze maatregel wel moeten aantonen. Maar de ruimte is er in beginsel.

 

Sible Schöne, programmadirecteur SKAO

Prev:
Next: